Ken je dat? Zo’n overdekt speelparadijs waar kinderen heel gezellig van worden, je gewoon een zelfgesmeerd bammetje mag eten en waar de akoestiek heel goed is? Ik ook niet.
Afgelopen kerstvakantie besloten we de gok te wagen. Het regende, we hadden zin in een uitje en het moest er toch een keer van komen. We gingen, voor het allereerst dus, naar een indoor speeltuin.
KrijsKids
In Amsterdam zijn er meerdere, met allemaal min of meer dezelfde naam. Ik begrijp nu waarom. Elke verwijzing naar apen, ballen of snoep in de titel is een subtiele hint aan ouders die een bezoekje aan het ‘paradijs’ overwegen. Wat ze namelijk eigenlijk bedoelen is: herrie, hysterie en (uiteindelijk) huilen. Dat doet het marketing-technisch natuurlijk niet zo lekker, dat snap ik ook wel. Maar namen als ‘ScreamCity’ en ‘KrijsKids’ zouden wel een reëler beeld schetsen van de situatie en dat zijn we als onwetende ouders toch een beetje aan elkaar verplicht. Dus hierbij: wees gewaarschuwd als je met al je goede bedoelingen een dagje indoor plant. Als die dubbel geïsoleerde deur (ook een hint) naar de place to be eenmaal open gaat, is er geen weg terug.
Nog voordat je alle regels gelezen hebt (Maar dit is gewoon mijn eigen flesje water, mag dat ook niet?!) en je de popcornwalm en die verloren pleister verwerkt hebt, ben je ze kwijt, je kinderen. Letterlijk en figuurlijk. Want niet alleen fysiek zijn ze meteen vertrokken naar de allerhoogste rubberen glijbaan, ook geestelijk zijn ze vanaf het moment dat je de hal binnenkomt héél ver weg. Met het betreden van de ballenbak laten ze hun redelijkheid, billijkheid en luisterend vermogen onmiddellijk van zich afglijden. Net als hun sokken, snot en luiers trouwens, maar dat mocht hun pret niet drukken.
Penetrante frituurlucht
Mijn pret daarentegen was allang gedrukt, door de combinatie van 130 decibel plezier in mijn oren, primaire kleuren in mijn ogen en penetrante frituurlucht in mijn neus. En door het feit dat mijn stuiterende peuter en kleuter inmiddels opgeslokt waren door al dat visuele en auditieve geweld en ik geen idee had wáár ze wát deden met wie.
De meeste speelhallen zijn gebouwd in oude loodsen, kerken of schoolgebouwen en daarom van immense afmetingen. Ook dat had ik natuurlijk kunnen weten: in een town, city of dome is het niet waarschijnlijk dat je je kind vanuit één plek in de gaten kunt houden. Dat hoeft in principe ook niet, ware het niet dat er voor mijn neus een doodsbange peuter herhaaldelijk een rubberen boksbal tegen zijn gezicht kreeg geduwd door een paar opgeschoten jongens in joggingbroek. Omdat de hele stellage is omheind met gaas (om vallende ballen en kinderen binnenboord te houden, vermoed ik), kon ik het jongetje niet fysiek helpen, maar probeerde ik door het gaas heen de pestkoppen weg te sturen. Dat lukte pas toen één van hun moeders eraan kwam, waarna de driejarige opgelucht het doolhof inrende.
Extase
Gelukkig vond ik mijn eigen meisjes volledig in extase terug bij de rollerbaan en omdat ik zo blij was dat ze geen boksbal in hun gezicht hadden, liet ik me verleiden om met ze mee naar beneden te glijden. Terwijl ik uitriep hoe gaaf dit was, moest ik vanbinnen een beetje huilen.
Toen we na de honderdste klim aankondigden dat we bijna naar huis gingen, ging bij de meisjes het licht uit. Geen land meer mee te bezeilen. Hun redelijkheid lag immers nog in de ballenbak, naast het luisterend vermogen van al die andere kinderen die ik inmiddels gillend van boosheid aangekleed en afgevoerd had zien worden.
Ok, ik snap best dat zo’n speelhal voor kinderen een paradijs is, maar als er al een paradijs bestaat, zit er vast geen dak op. En het ruikt er, denk ik, ook niet naar popcorn en poepluiers. Als het in de voorjaarsvakantie weer regent, bouw ik wel een glijbaan in de woonkamer. Strijkplank tegen de tafel, krukje ernaast: who needs KrijsKids? (Hint.)
LEES OOK VAN RONNE:
Photocredits; madisonparkgroup.com